Home > Das melden > Dierziekten onder dassen > Rundertuberculose in Groot-Brittannië 1901-2006  
Deel deze pagina: 

Das melden

Rundertuberculose in Groot-Brittannië 1901-2006

Steun ons:
Doneer Online
Vriendenloterij
Wordt gesteund door:
VriendenloterijStichting DierenLot

1901

Lange tijd ging Groot-Brittannië gebukt onder de vele besmettingen met tuberculose. In 1901 werd er een groot onderzoek naar gedaan waarbij 3 belangrijke conclusies werden getrokken.
  Er bestaan 3 soorten ziekmakende tuberculose bacteriën.
Die van mensen (mycobacterium tuberculosis), runderen (mycobacterium bovis) en pluimvee (mycobacterium avium intracellulaire).
Er bestaan ook saprofyte mycobacteriën. Deze zijn niet ziekmakend. Ze ontwikkelen zich op dode overblijfselen van mensen, dieren of planten. In het levende lichaam komen ze alleen voor in de spijsverteringsorganen.
  Mensen kunnen longtuberculose krijgen door het inademen van de rundertuberculose bacillen.
  Mensen kunnen tuberculose aan het spijsverteringskanaal oplopen door het drinken van melk van besmette runderen.
Rundertuberculose vormt dus een direct gevaar voor mensen. Rond 1900 stierven er jaarlijks vele duizenden mensen aan ("menselijke") tuberculose en circa 2000 aan rundertuberculose.
Tegenwoordig wordt melk gepasteuriseerd waardoor de tuberculosebacillen worden gedood. Er is slechts een geringe kans besmet te worden door ongepasteuriseerde melkproducten. Het gevaar is veel groter voor mensen die op een boerderij of in een slachthuis werken, waar ze omgaan met geïnfecteerde dieren of geïnfecteerd vlees. De kans dat een gewone burger geïnfecteerd raakt met rundertuberculose is 1 op de 2 miljoen (Krebs et al, 1997).

1930

De Britse regering wachtte echter tot 1935 om er iets aan te gaan doen. Dit terwijl de Verenigde Staten er al sinds 1917 mee bezig waren.
In de 30er jaren had 40% van al het vee dat geslacht werd duidelijke sporen van besmetting. In 1934 werd geschat dat ook nog eens zeker 40% van het melkvee besmet was. In 1935 werden 22.237 runderen positief bevonden en afgemaakt.
Tijdens de tweede wereldoorlog werd het onderzoek gestaakt. Meteen na de oorlog werd dit weer hervat, en het vee in Groot-Brittannië werd van noord naar zuid stelselmatig getest. Dit had tot effect dat in 1979 nog maar 0,01% van alle vee besmet was, wat neerkomt op 0,18% van de kuddes.
In het zuidwesten van Groot-Brittannië bleef de besmetting met rundertuberculose echter hoger dan gemiddeld. De boeren eisten van de regering er iets aan te doen maar deze stond voor een raadsel.

1971

In April 1971 werd in Gloucestershire een das gevonden die, bij nader onderzoek, besmet bleek te zijn met de ziekte. De mogelijkheid dat dassen de ziekte overbrengen op runderen zou een verklaring kunnen zijn, omdat de populatie dassen in Zuidwest Engeland ook hoger dan gemiddeld is.
Nader onderzoek wees uit, dat andere wilde dieren (bv. reeën, herten, vossen, nertsen, egels, konijnen, mollen en ratten) en honden, katten en varkens de ziekte ook overdragen. In tegenstelling tot deze dieren zijn dassen doordat ze in dassenburchten leven en vaste territoria hebben, gemakkelijk te onderwerpen aan een "wetenschappelijk" onderzoek.
Hier komt bij dat veel boeren toch al niet zo dol waren op de das vanwege heersende vooroordelen, bijgeloof, onwetendheid en vermeende schade. Door de das te kiezen kon de regering de boeren een geloofwaardige zondebok bieden, en hen ervan overtuigen dat er iets aan gedaan zou worden.

1973

In Groot-Brittannië werden tot dan toe zeer veel wrede hondengevechten gehouden met dassen, en er werd op grote schaal gestroopt. Om dit goed te kunnen bestrijden werd in 1973 de das beschermd met een nieuwe wet (Lord Arran's Badger's act). Vanaf de invoering daalde de stroperij en andere wreedheden tegen de dassen fors. Ironisch genoeg vormt de regering met het nieuwe beleid tegen de rundertuberculose een nieuwe ongekend grote bedreiging, die uiteindelijk in grote delen van Groot-Brittannië zelfs totale uitroeiing van de das tot gevolg kan hebben.

Dassen zoeken in weilanden waar koeien grazen hun voedsel. Ze vinden wormen in het gras en ze draaien koeienvlaaien om op zoek naar mestkevers. Als de runderen besmet zijn is er een reële kans dat dassen met de bacteriën in contact komen. De das is dan besmet (hij draagt de ziekte met zich mee). Dit wil niet zeggen dat de das besmettelijk is voor andere dieren en de ziekte kan overdragen. Hiervoor moet de ziekte zich eerst zeer ver kunnen ontwikkelen binnen het lijf van de das. Veel dassen zijn echter immuun voor de ziekte. Dassen zijn over het algemeen zo sterk en taai dat de dassen die niet immuun zijn, de ziekte gemakkelijk kunnen overleven en in deze periode zelf niet besmettelijk zijn.
Door stress, ondervoeding en slechte hygiënische leefomstandigheden zijn er, bij zéér hoge uitzondering, zwakke dieren waarbij de ziekte zich wel kan ontwikkelen. Hierdoor worden de betreffende dassen ziek en kunnen uiteindelijk sterven. Deze dieren zijn wél besmettelijk voor anderen.
Als een das wordt afgemaakt en getest op rundertuberculose, wordt er alleen aangeduid dat een das besmet is (geweest) met de ziekte en niet of hij zelf ooit besmettelijk is geweest.
Een vaccin voor dassen zou het risico dat een das besmettelijk wordt nóg verder kunnen reduceren, en zelfs bijna kunnen uitsluiten.

Het bewijs dat dassen runderen kunnen besmetten is tot op de dag van vandaag niet gevonden. Mogelijke besmetting door het eten van gras dat besmet is door faeces en urine van dassen, is zuiver theoretisch gebleven. Een onderzoek wees uit dat koeien die plekken juist vermijden. Slechts een paar koeien deden dit niet. Deze zouden dus eventueel verantwoordelijk kunnen zijn voor de verspreiding van de ziekte (Paul Benham, 1985). Dit algemene gedrag maakt de theorie alleen maar onwaarschijnlijker.

1975

De regering ging nu na elke besmettingsgeval van rundertuberculose de dassen in de directe omgeving van de besmettingshaard testen. Dit testen gebeurde echter niet meteen, maar tot soms wel 18 maanden na het ontdekken van de besmetting. Hierdoor was dit onderzoek meteen waardeloos omdat niet vastgesteld werd wie er wie had besmet.
Het is niet mogelijk een infectie bij levende dassen vast te stellen. Dit kan alleen post mortem door onderzoek van weefselmonsters. Voor het onderzoek werden de dassen gedood met strikken. Dassen zijn zeer sterk en robuust en sterven in een strik een zeer vreselijke dood.

Om zelf te zien hoe wreed en barbaars het gebruik van strikken is kunt u op de volgende links naar foto's klikken. PAS OP! De foto’s kunnen schokkend zijn!
[Foto 1]   [Foto 2]   [Foto 3]


Als er besmette dassen werden gevonden werd echter toch verklaard dat die de runderen hadden besmet, en werden alle dassen in een straal van 1 kilometer rond de besmettingshaard gedood door vergassing met gifgas. Dassen stierven vaak pas na meer dan 25 minuten een vreselijke verstikkingsdood. Dit terwijl gebruik van gifgas door de wet (Protection of Animals Act) al sinds 1911en 1912 was verboden. Door het gebrek aan mankracht werden de boeren er bij betrokken en werd hen gedemonstreerd hoe ze dit het beste bij hun boerderij konden doen. Ook werden er vrijwilligers gevraagd. Vele stropers en betrokkenen bij hondengevechten meldden zich aan en konden nu legaal weer doen wat hen eerder door de wet van 1973 was verboden.
In de periode tussen augustus 1975 en juni 1982 werden meer dan 4000 dassenburchten vergast met gifgas. Het effect op de ziekte was nihil. Het veroorzaakte echter wel een grote afkeer en haat tegen de (onschuldige) dassen en een groot wetenschappelijk debat.

Het werd de regering langzaam duidelijk dat de boeren zelf een zeer grote rol speelden in de verspreiding van de ziekte. Zo werd de veehouderij in besmette gebieden juist intensiever en werden er veel dieren verhandeld. Koeien die in een andere omgeving komen lijden aan stress wat ze vatbaarder maakt voor de ziekte. Ook werd er vaak mest over het land uitgereden, waarna er direct koeien op werden gezet, en vonden met grote regelmaat contacten plaats tussen verschillende kuddes door de zeer slechte afzetting van de weilanden.
Ook andere factoren zoals de nabijheid van campings, parkeerplaatsen, slachthuizen, vuilnisbelten, vervuild drinkwater voor het vee, en zieke huisdieren door het eten van besmet vlees speelden mee.
Vleesrunderen werden elke 2 tot 3 jaar, en melkvee elk jaar getest op rundertuberculose. Omdat na besmetting met rundertuberculose een koe binnen een paar maanden zelf besmettelijk is, geeft dit de ziekte ruimschoots de tijd zich te verspreiden.
Veel boeren hadden zware (emotionele) schade door rundertuberculose, MKZ en BSE. Een groot aantal verloor zelfs zijn bedrijf. Door nu de boeren en hun bedrijfsvoering de schuld te geven liep de regering het risico dat de boeren het heft in eigen hand zouden gaan nemen en, uit woede en frustratie, massaal de dassen zouden gaan uitroeien. De boeren wisten precies hoe ze dat, zeer effectief, konden doen. De regering had hen immers zélf hierin opgeleid! Groot-Brittannië was inmiddels verdeeld in dassenhaters aan de ene zijde (de machtige landbouworganisaties) en dassenliefhebbers (natuurorganisaties en een zeer groot deel van de burgerbevolking) aan de andere. Uit politieke afwegingen werd besloten geen knopen door te hakken, maar beide zijden aan het lijntje te houden, door verder te strompelen met het 'onderzoek'.

Er had een vaccin ontwikkeld kunnen worden voor de runderen (en de dassen). Dit werd niet gedaan omdat bij een toekomstige test de ingeente dieren, samen met de besmette dieren positief zouden reageren waardoor er geen onderscheid meer te maken zou zijn. Hiervoor in de plaats focuste de regering zich helemaal op de das.

De MAFF (Ministry of Agriculture, Fisheries and food) geloofde op een gegeven moment heilig in haar methode. Op de vele vragen die ze niet overtuigend kon beantwoorden reageerde ze niet door opnieuw onderzoek te doen, maar verdedigde ze zich en verboog de "bewijzen" om haar theorie te staven. De wetenschappers werden beïnvloed door bureaucraten en het wetenschappelijke ging er snel af. Het hele onderzoek was echter al een lachertje en fundamenteel verkeerd. Zo werd er beweerd dat rundertuberculose vaker voorkomt in dassen dan in ander wild. Dit werd echter gebaseerd op 4.468 testen op dassen uit besmette gebieden, vergeleken met (in totaal) 1.344 proeven op 24 andere diersoorten. Dit is een gemiddelde van 56 per diersoort waarvan er 11 minder dan 10 keer zijn getest.
Voor het afmaken van de dassen had de regering ook toestemming nodig van de landeigenaren. Zonder deze toestemming konden de dassen niet geruimd worden en dit zorgde voor verdere afzwakking van het onderzoek, omdat hierdoor niet, zoals bedoeld, alle dassen konden worden gedood.

Bij de vergassing van dassen in hun dassenburchten stierven de meeste dassen. Toch wisten er altijd wel een paar dieren te ontsnappen. Door de zeer hoge stress bij de dassen kon bij een klein aantal dieren de ziekte zich verder ontwikkelen. Hierdoor werden ze besmettelijk voor andere, en verspreidden ze de ziekte over een groter gebied. Tevens werd er een groot aantal runderen snel door de boeren verkocht als er in de buurt een uitbraak was. Ook bij de koeien zorgde de stress voor uitbraak van de ziekte. De regering werkte de verspreiding van de ziekte juist in de hand in plaats van deze te bestrijden.

1982

Na 7 jaar lang de dassen te hebben vergast, ging de regering over op het vangen van dassen in vangkooien. Dit besluit werd genomen na de vele protesten en de groeiende zorg omtrent de vervuiling van het drinkwater.
De zorg was terecht als men bedenkt dat in de jaren 40, alleen al voor de bestrijding van de konijnenplaag, jaarlijks 50 ton Cymag (cyanide) verbruikt werd.
De vangkooien zouden elke morgen gecontroleerd worden, en de dassen zouden door de hoog opgeleide en bekwame medewerkers "diervriendelijk" met een pistool door het hoofd geschoten worden. Bij gebrek aan mankracht werden echter veel mensen gerekruteerd onder werkloze arbeiders. Vaak onervaren, onwetend, ongeïnteresseerd, en tegen betaling van het minimumloon gingen ze aan de slag. Sommigen geloofden in de zaak, anderen haatten hun baan en zagen het als slavenarbeid. Weer anderen dachten op deze wijze wraak te kunnen nemen op de das. Onvermijdelijk waren dan ook de vele excessen waardoor het publiek massaal in opstand kwam.

Het is algemeen bekend dat dassen zeer sterke en taaie dieren zijn. Zoals verwacht zijn ze behoorlijk resistent tegen de ziekte, en zelfs bij zeer ernstige besmetting kunnen ze de ziekte nog overleven. In een poging toch aan te tonen dat rundertuberculose een heersende ziekte kon worden onder de dassen werd er een vreemd onderzoek gedaan.
Er werden 10 besmette dassen samen met een paar gezonde kalveren opgesloten in een ruimte van 6 m x 8,5 m. De ziekte werd nauwgezet in de gaten gehouden op klinisch, immunologisch en bacteriologisch gebied. Behalve dat de dieren opeen gepakt zaten in een klein hok en uiterst gestresst waren, werd de ruimte ook nog eens slecht schoon gehouden. Dit lakse gedrag kwam ook naar voren in de resultaten van het onderzoek waar veel tegenstrijdigheden in stonden.
Toch waren de resultaten verbluffend. Tot een periode van 4 jaar bleven 3 dassen in uitstekende conditie waarvan er 1 zelfs in gewicht was toegenomen voordat hij, aan het einde van het onderzoek, werd afgemaakt. Ondanks de onnatuurlijke en opgesloten situatie vol besmettingen gingen er minstens 6 maanden overheen (bij 1 zelfs 10 maanden) voordat de kalveren lichte reacties vertoonden op de rundertuberculosetest. Zelfs in deze extreme situatie onder kunstmatige omstandigheden was de kans op infectie door dassen laag!
Onderzoek leverde zelfs bewijzen op die aangaven dat veel dassen immuun zijn voor deze gevreesde ziekte (DEFRA, 2002).

2000

De Blair-regering besloot in 2000 om voor eens en voor altijd te bewijzen of de das al dan niet schuldig is. Zuidwest-Engeland werd omgetoverd tot een groot openluchtlaboratorium met dertig cirkels, van ieder honderdduizend hectare. Zeven jaar lang zullen in tien ervan alle dassen worden uitgeroeid. In tien andere worden ze ten dele uitgeroeid, en in tien blanco cirkels blijft men van de dassen af. Nog daargelaten dat boeren inmiddels overal voor eigen rechter beginnen te spelen en dassen illegaal vernietigen met gifgas en honden, breken veeziekten het experiment op. Door BSE en MKZ worden over grote delen van Zuidwest-Engeland en Wales, naast dassen, ook de veestapels geruimd, waardoor de proef wetenschappelijk al mislukt is. Niettemin gaat het uitroeien van dassen gewoon door, ook als de verdwenen runderen nota bene voornamelijk uit het nog meer met tuberculose besmette Ierland worden gehaald. Deze vervangers worden niet eens getest op tuberculose voordat ze Groot-Brittannië binnengaan en brengen de ziekte in een jaar tijd honderden kilometers noordwaarts tot aan de Schotse grens. Schotland bekritiseert die handelwijze vervolgens en sluit de grens voor alle ongecontroleerde vee- en dassentransporten.

Kosten

Getroffen boeren krijgen in Groot-Brittannië 100% van de waarde van de geruimde runderen vergoed. In 2002/2003 werd in totaal £30 miljoen besteed aan compensatie voor de boeren en aanverwante kosten (DEFRA Department for Environment, Farming and Rural Affairs, 2003). Na uitbetaling bleek zelfs dat 20% van de getroffen melkveehouders en 35% van de getroffen boeren met vleesrunderen winst had gemaakt. In een klein aantal gevallen was dit zelfs aanzienlijk (Bennett et al, 2004).

De totale kosten betreffende rundertuberculose (compensatie, onderzoek en testen) in 2003/2004 waren £89 miljoen. In heel Groot-Brittannië was in 2003 3,2% van de kuddes besmet. In totaal zijn er, in 2003, 23.546 runderen afgemaakt (DEFRA, 2004).
Toch is rundertuberculose niet de ergste ziekte waar de boeren mee te kampen hebben. Andere ziekten veroorzaken veel meer dierenleed en kosten meer. Naast de 23.546 runderen die afgemaakt zijn in 2003 vanwege rundertuberculose, werden er 4.189.000 dieren (inclusief 590.000 runderen) afgemaakt bij de laatste uitbraak van mond- en klauwzeer (DEFRA, 2003).
Daarbij worden er bijvoorbeeld jaarlijks 90.000 koeien afgemaakt vanwege mastitis (ontsteking van de uier), 30.000 koeien omdat ze kreupel zijn en 125.000 runderen omdat ze onvruchtbaar zijn. Mastitis en kreupelheid kunnen bijzonder pijnlijk zijn. Hierbij sterven ook nog eens 120.000 kalveren voordat ze 6 maanden oud zijn aan gezondheidsproblemen (Sibley, 2003) en 4 miljoen lammeren voordat ze gespeend zijn (Henderson, 1995).
De Royal society heeft toegegeven dat de rundvee- en schapenindustrie een jammerlijke staat van dienst hebben met betrekking tot het reguleren van ziektes. Dit in schril contrast tot de varkens- en pluimvee-industrie (Royal society, 2002).

Verdere verspreiding

Er zijn 10 miljoen runderen in Groot-Brittannië en er vinden jaarlijks meer dan 14 miljoen verplaatsingen van vee plaats. Ongeveer 15% van de kuddes in het westen van Groot-Brittannië is jaarlijks besmet. De landbouworganisaties wijten de verdere verspreiding aan de toename van het aantal dassen. Hierop gaf de Engelse regering echter ruiterlijk toe dat dit, gezien de natuurlijke regulering van de das, in het land der fabelen thuis hoort. De dassenpopulatie past zich namelijk aan, aan de hoeveelheid beschikbaar voedsel. Er kon zelfs geen verband worden gevonden tussen de dichtheid van de aanwezige dassenpopulatie en de uitbraak van rundertuberculose. In Groot-Brittannië is er nu zo'n groot reservoir van rundertuberculose dat, al zou je elke das in Groot-Brittannië afmaken, het vee elkaar toch zou besmetten met deze ziekte.
Er zijn 5 redenen voor de stijging van het aantal gevallen van rundertuberculose in de laatste paar jaar:
  Door de mond- en klauwzeer werd het vee in grote aantallen samen opgesloten gedurende vele maanden. Hierdoor kon de ziekte zich ongemerkt verspreiden. Ook werden de controles op rundertuberculose vanwege de MKZ uitgesteld.
  De huidtest voor runderen voldoet niet meer. Wetenschappelijk bewijs suggereert dat vele kuddes permanent besmet zijn omdat de test niet meer in staat is de individuen er uit te pikken. Omdat er een reservoir van de ziekte bestaat onder de runderen zal het onvermijdelijk zijn dat deze zich verder verspreidt onder de runderen en het wild.
  Veel uitbraken van rundertuberculose zijn gerelateerd aan het invoeren van runderen na de uitbraak van MKZ (DEFRA, 2004).
  Na de uitbraak van MKZ moest er een inhaalslag worden gedaan met de controles op rundertuberculose. Op een gegeven moment waren er zelfs 26.936 kuddes te laat getest (DEFRA, 2002).
  In bepaalde gebieden wordt er frequenter getest, wat de kans op ontdekking verhoogt.

Oplossingen

Om rundertuberculose effectief tegen te gaan moet er eerst gekeken worden naar de veehouderij/agrarische sector. Er moet gefocust worden op de runderen en niet op het vinden van een zondebok.
De maatregelen die in ieder geval getroffen moeten worden zijn:
  Ontwikkeling van een betere testmethode voor runderen.
  Introduceren van de Gamma interferon bloed test naast het gebruik van de reguliere huidtest. Het is bekend dat het effectief is voor het identificeren van besmette runderen die bij de huidtest niet besmet waren bevonden. Volgens een wetenschappelijk rapport van de DEFRA wordt de gevoeligheid(rendement) van het testen op deze wijze met 20% verhoogd. Dit wordt nu al gebruikt in Australië, Nieuw zeeland, Europa en de Verenigde Staten.
  Runderen moeten vaker getest worden.
  Runderen moeten getest worden voordat ze verkocht of getransporteerd worden. Zeker in de gebieden waar rundertuberculose voorkomt.
  Verplaatsing van runderen van besmette gebieden naar de rest van het land beperken.
  De uitslagen van de tuberculosetests vermelden op de paspoorten van de runderen.
  Ontwikkelen van een vaccin voor runderen (en dassen!)
  Onderzoek verrichten naar de verplaatsing en besmetting van rundertuberculose onder runderen.

Toekomst

In Ierland heeft zich al een groot drama voltrokken. In 2003 is een onderzoek afgerond door de Ierse regering. Dit onderzoek was heel simpel. Je vermoordt gewoon bijna alles en kijkt daarna of het effect heeft gehad. Over een oppervlakte van duizenden vierkante kilometers zijn alle dassen gestrikt en afgeschoten. 180.000 dassen zijn afgemaakt waardoor de populatie is teruggelopen van 300.000 naar 120.000 dassen. De (openbare) uitslag was dat door deze actie rundertuberculose met 70 tot 90% was verminderd. De Ierse regering verklaarde ook nog dat zinvolle bestrijding van rundertuberculose gecombineerd moet worden met de ontwikkeling van een vaccin voor dassen.
Door de marge van 20% was deze uitslag al twijfelachtig en niet erg overtuigend. De werkelijke uitslag was dat er geen noemenswaardig effect is waargenomen buiten dat 40% van de Ierse dassenpopulatie is verdwenen (DEFRA, 2003).

In Groot-Brittannië is de regering bezig ingrijpende maatregelen door te voeren in de landbouw.
Er wordt gewerkt aan de oplossingen en er is veel geld voor vrijgemaakt. In 2004/2005 krijgen boeren met 'levende have' £1,3 miljard (ca. €2,1 miljard) aan subsidies, melkveehouders krijgen £100 miljoen (ca. €160 miljoen) aan subsidies en £70 miljoen (ca. €112 miljoen) wordt gespendeerd aan testen en compensaties. De boeren hoeven de tests zelf niet te betalen.

Na 35 jaar de das de schuld te hebben gegeven, kunnen ze echter uit politieke overwegingen niet alleen veranderingen in de landbouw doorvoeren zonder ook iets te doen aan de das.
Als het nu lukt de rundertuberculose te bedwingen hebben de landbouworganisaties de kans de arena met opgeheven hoofd te verlaten door, goed gesubsidieerd, de das de schuld te kunnen geven. Dit gaat dan wel ten koste van een groot aantal dassen, maar de regering bekijkt het over een langere termijn, en hoopt dat de dassen in de (verre) toekomst hun huidige verspreidingsgebied weer zullen gaan herbevolken. Hiermee zouden de natuurorganisaties en de bevolking tevreden kunnen zijn omdat dit, als de feiten kloppen, het allerlaatste onderzoek is, en de dassen daarna volledig met rust gelaten worden.
Dan te bedenken dat de regering de boeren £45 miljoen betaalt om het wild te beschermen en het landschap te verbeteren.

De onderzoeken die in het verleden zijn gedaan, hebben in die jaren het leven gekost aan vele tientallen duizenden dassen. Het laatste onderzoek moet dan wel iets groots worden. Ierland als voorbeeld nemende, is de regering nu van plan 100.000 dassen af te maken in dit afsluitende onderzoek. Dit is een kwart van de totale dassenpopulatie in Groot-Brittannië (National Badger Surveys 1994-1997).
Net als in de afgelopen jaren is er een schrijnend personeelstekort. Daarom wil de regering de boeren een volmacht geven om de dassen in hun dassenburchten te vergassen, door de uitlaatgassen van hun tractoren in de burchten te pompen. Dassen sterven door deze methode een langzame verstikkingsdood. Deze methode is bovendien uiterst onbetrouwbaar: o.a. door de trage stofwisseling van de das en zijn gewoonte zich bij gevaar verder in de burcht in te graven, is de das in staat dit te overleven. Het vergassen zal meerdere malen herhaald moeten worden, waarbij de vele dieren die de dassenburcht met de das delen ook omkomen.

Nu ondervindt de regering echter zo veel kritiek van ondermeer hun eigen wetenschappers dat ze hun handen wassen in onschuld, en de keuze overlaten aan het volk.
De DEFRA heeft in januari 2006 een volksraadpleging uitgeschreven. 10 maart 2006 was de sluitingsdatum. Gedurende de 12 weken van consultatie zijn er 25.000 reacties binnengekomen. Dat zijn er 11.000 meer dan naar aanleiding van de controversiële vossenjacht, iets wat veel meer media-aandacht heeft gekregen. De Engelsen zijn gelukkig niet onverschillig over het lot van hun dassen.



Meer informatie kunt U vinden op de volgende websites:
The Badger Trust: www.badger.org.uk
DEFRA: www.defra.gov.uk
The Wildlife Trusts: www.wildlifetrusts.org

Er is ook een boek geschreven dat geheel gewijd is aan dit onderwerp: