Home > Das melden > Dood doet leven  
Deel deze pagina: 

Das melden

Dood doet leven - Het belang van kadavers

Steun ons:
Doneer Online
Vriendenloterij
Wordt gesteund door:
VriendenloterijStichting DierenLot
Buizerd op dode das
Zoals u wellicht weet haalt de dierenambulance van Stichting Dassenwerkgroep Brabant jaarlijks vele doodgereden dassen op. Maar dan? Wat doen we met die kadavers? En waar blijven al die dode dieren?
Alle opgehaalde dassen worden direct door de Dassenwerkgroep onderzocht. De dassen die niet geschikt zijn voor verder onderzoek, door bijvoorbeeld het DWHC, worden teruggelegd in de natuur. Hiervoor zijn er door Natuurorganisaties en gemeenten speciale plekken aangewezen in het kader van 'Dood doet leven'. Deze liggen niet langs de gebaande paden zodat er geen geuroverlast is en u geen kadavers tegenkomt. Op sommige plekken hangen ook cameravallen om te monitoren welke dieren op deze aasplekken afkomen.
Omdat aaseters soms met karkassen gaan slepen, of wanneer u gaat struinen door de natuur, bestaat er een kleine kans dat u er toch één tegenkomt. Kijkt u gerust maar raak de resten niet aan. Gebeurt dit onverhoopt toch was dan de handen thuis met zeep.

Bij twijfel: ook karkassen kunt u 24/7 melden op 06-48279968.
Onderzoek

Bron van informatie

Dode dieren, zoals doodgereden dassen, werden in het verleden lang niet altijd gemeld. Veel gemelde dode dassen werden daarbij vaak achteloos opgeruimd en verdwenen veelal in de destructor. Tegenwoordig is men er van bewust dat doodgereden dassen een belangrijke bron van informatie zijn.

Populatie: Doodgereden dassen worden o.a. gemeten, gewogen, onderzocht op littekens en lichamelijke afwijkingen en de leeftijd en het geslacht wordt bepaald. Hierdoor ontstaat een duidelijk beeld van de (lokale) dassenpopulatie.
Redden (verweesde) dassen: Bij doodgereden zogende dassen worden de jongen opgespoord en wordt, waar nodig, getracht deze te redden. Wildaanrijdingen worden veroorzaakt door mensen, vandaar dat in deze situatie wel gepast ingegrepen wordt. Door deze wildaanrijdingen kan er immers een disbalans ontstaan in de opbouw van leeftijd, geslacht en gezondheid binnen de dassenpopulatie.
Onderzoek dierziekten: Kadavers van doodgereden dassen zijn, door de afkomst uit het gehele verspreidingsgebied en de willekeur van de slachtoffers binnen de populatie, een belangrijke bron voor onderzoek naar dierziekten.
Verspreiding: Mede door verkeersslachtoffers kan er een duidelijk beeld worden geschetst van de huidige dassenpopulatie.
Verkeersveiligheid: Aan de hand van doodgereden dassen kunnen Black Spots (knelpunten waar meerdere dassen zijn doodgereden) worden opgeheven door maatregelen te treffen, zoals bijv. de aanleg van dassentunnels en dassenraster. Dit heeft een positief effect op de lokale dassenpopulatie en de verkeersveiligheid.
Bovendien worden de kadavers van de weg verwijderd zodat deze geen ongewenste (schrik-)reacties bij de weggebruikers veroorzaken en de kadavers geen aaseters aanlokken waardoor weer nieuwe wildaanrijdingen kunnen ontstaan.
Dassenschedel

Levenscyclus (kringloop van het leven)

Dode organismen zijn ontzettend belangrijk in onze bossen en natuurgebieden.
In de jaren zeventig hield Stichting Kritisch Bosbeheer een pleidooi voor het laten liggen van dood hout in bossen. Deze werden destijds grondig ontdaan van afgevallen takken en omgevallen bomen. Tegenwoordig is het algemeen aanvaard dat dood hout deel uitmaakt van de natuurlijke kringloop. Soorten zoals specht, uil, vleermuis, boommarter en vliegend hert profiteren hiervan.

Ook dode dieren zijn onmisbaar in de natuur. Ze worden door mensen geassocieerd met stank en besmettelijke ziekten. Dat laatste geldt ook voor de opruimers van dode dieren: de aaseters. Terwijl juist deze dieren uiterst nuttig werk doen en ingenieus samenwerken. Bovendien betreft het vaak zeer spectaculaire soorten, zoals wolf, raaf, zeearend, zwarte wouw en diverse soorten gieren.

Dode dieren vervullen de functie van een druk bezocht restaurant, waar honderden andere dieren aan de dis schuiven. Soorten zoals raaf, buizerd, zeearend of vos, maar ook kleiner grut. Tal van insecten zoals aaskevers, vliegen en kledingmotjes leven van dode dieren, of zijn afhankelijk van de aanwezigheid van grote kadavers voor de voortplanting (zoals de oeveraaskever). Andere insecten en vogels als koolmees en spreeuw, eten op hun beurt deze insecten en hun larven.

Schimmels en bacteriën zetten de laatste restjes kadaver om in de mineralen waaruit ze zijn opgebouwd. Hieronder zitten ras-specialisten, waaronder de hoefzwam die de afbraak van beenderen en hoeven op zich heeft genomen. Die mineralen komen uiteindelijk weer beschikbaar voor de levensgemeenschap. Met name op mineraalarme gronden (hogere zandgronden als De Brabantse Kempen, De Loonse en Drunense Duinen en De Maasduinen) zijn botten een welkome bron van calcium en fosfor voor tal van dieren.
Kadavers vormen daarmee de laatste schakel in een ingenieuze voedselketen. De dood van het ene dier, betekent het (over-)leven voor een ander. Ze vormen een belangrijk onderdeel van de kringloop in de natuur.
Afbraak Schotse hooglander

Verschillende stadia

De afbraak van een Schotse hooglander

Temperatuur, licht en zuurstof, maar vooral de aanwezigheid van andere organismen bepalen de afbraak van een kadaver. Insecten en grote aaseters versnellen dit proces flink.

Na het sterven is bijvoorbeeld de groene vleesvlieg soms al binnen een uur bij het kadaver. Afhankelijk van de temperatuur zorgt de bacteriële afbraak na ca. 3 dagen voor gasvorming.

Dit wordt na 5 tot 10 dagen zo hevig dat een sterke geur ontstaat. In dit beginstadium verschijnen ook de eerste aaseters. Aaseters als wild zwijn en vos doen zich te goed, waarbij de zachte delen van het lichaam (anus, neus en oren) eerst worden gegeten.

Wanneer dieren als vos, zeearend of wild zwijn het karkas hebben geopend, komt er meer zuurstof bij. Dit versnelt het afbraakproces, afhankelijk van het moment waarop deze dieren het kadaver vinden. Door de toegenomen zuurstof neemt het aantal aasetende insecten flink toe, waaronder vele vliegenlarven en aaskevers. Deze bereiken in dit stadium de hoogste aantallen (tot duizenden individuen). De larven van de eerste fase zijn inmiddels volwassen geworden en worden nu bejaagd door insecteneters (egels, spinnen, vleermuizen en vogels).

Zodra grote aaseters bij het kadaver kunnen, blijkt het gewicht na 6 dagen nog maar 15 tot 20% van het oorspronkelijk gewicht te zijn. Na 3 tot 9 weken ligt het kadaver dan grotendeels uit elkaar. Wanneer er geen dieren als das, vos, zwijn, raaf en zeearend ten tonele komen, is na 1 tot 2 weken het lichaamsgewicht nog 75%.

In het laatste stadium (12 tot 14 weken) resteren slechts botten en huid. In de bodem leven dan nog wel tal van insectenlarven die weer opnieuw dieren als das en wild zwijn aantrekken. Op de resten van botten en huid leven specialisten als de hoefzwam. De overgebleven botten zijn zeer welkom voor de calcium- en fosforbehoefte van dieren. Deze dieren verspreiden de botten door het terrein.

Bron: Dood doet leven: de natuur van dode dieren. Lardinois, R. (red.) KNNV Uitgeverij i.s.m. Stichting Kritisch Bosbeheer (2005).
Zeearend

Soortenbescherming

Aaseters: je verbindt ze al gauw met taferelen die zich voordoen op de Afrikaanse savanne. Maar ze horen net zo goed thuis in onze West-Europese contreien. Ook hier doen soorten als buizerd, raaf, wilde kat en vos zich te goed aan die laatste, waardevolle schakel in de voedselketen: kadavers van grote grazers.
Kadavers van grotere grazers zijn in onze tijd echter nauwelijks meer voorhanden. Wildernis werd landbouwgrond, veel wilde grazers verdwenen en wetgeving bepaalde dat dode landbouwdieren zo snel mogelijk moesten worden opgeruimd. Waar wilde grazers als edelhert, ree en wild zwijn nog wél leven, vindt populatiebeheer plaats, waarbij dieren uit de natuur worden geoogst. Aangereden dieren worden naar de destructie gebracht. Met als gevolg dat grotere wilde dieren vrijwel geen deel meer uitmaken van de natuurlijke kringloop.
Dood doet Leven ijvert voor natuur waarin aas en aaseters weer een volwaardige rol hebben. Het betekent herstel van een voedselweb waar vele tientallen soorten van profiteren. Kroon op het werk zal de definitieve terugkeer zijn van spectaculaire soorten zoals raven, wouwen of zeearenden en zelfs van (zwervende) vale gieren.

Niet alleen grote aaseters zitten aan tafel; in voorjaar en zomer schuiven ontelbare hoeveelheden insecten en hun larven aan. Op hun beurt zijn ze een waardevolle voedselbron voor roofinsecten, vogels, zoogdieren, reptielen en amfibieën. Dood doet Leven streeft naar deze rijkdom.
Zo'n 150 soorten vliegen (Huijbregts, pers. med.), circa 750 keversoorten, alsmede een gevarieerd gezelschap aan spinnen, hooiwagens, springstaarten, pissebedden, duizendpoten, mijten, vlinders, sprinkhanen, sluipwespen, bijen, hommels, mieren, wantsen en ringwormen (Smith, 1986; van Wielink, 2004; Gu et al., in druk; Colijn, in druk;) hebben in meer of mindere mate baat bij een permanent aanbod van kadavers in de natuur.

Overleg en samenwerking met overheid, natuurorganisaties, wildbeheerders en wegbeheerders hebben geleid tot beschikbaarheid van aas in de vorm van valwild (wildaanrijdingen) en afschot (ontweidsel) in diverse gebieden.
De aanwezigheid van een dood dier is bovendien een makkelijke manier voor andere dieren om in tijden van grote schaarste, door bijvoorbeeld aanhoudende droogte, aan voedsel te komen. Dieren die bekend staan als roofdier ontpoppen zich ineens als aaseter (vos, das, wild zwijn, zwarte wouw, buizerd en marter).