Home > Bescherming > Dassenvoorzieningen  
Deel deze pagina: 

Bescherming

Dassenvoorzieningen

Steun ons:
Doneer Online
Vriendenloterij
Wordt gesteund door:
VriendenloterijStichting DierenLot
Hier volgt informatie over de verschillende voorzieningen die getroffen kunnen worden om wildaanrijdingen en verdrinkingsslachtoffers te voorkomen. De juiste plaats en manier van aanleg vereist specialistische kennis. Om inefficiënte voorzieningen en verkwisting van gelden te voorkomen kunt u zich voor advies wenden tot Das & Boom. Das & Boom heeft alleen een adviserende functie. De voorzieningen zijn het eigendom van de overheden.

Dassenrasters

Om te voorkomen dat dassen op de weg kunnen komen kan er langs de weg een dassenraster geplaatst worden. Deze dienen zo veel mogelijk op het eigendom van de wegbeherende instantie te liggen i.v.m. het onderhoud. Dit betekent in de praktijk dat het raster zo dicht mogelijk bij de weg komt te staan.
De rasters zijn gemaakt van verzinkt, gepuntlast casanet-gaas. Dit is stevig genoeg dat de dassen dit niet kunnen beschadigen. Het raster komt 1 meter boven het maaiveld en is 20 centimeter ingegraven. Hier is onder de grond ook nog een 30 centimeter brede strook gaas horizontaal aan bevestigd om ondergraving te voorkomen. Het raster moet de weg hermetisch afsluiten. Speciale aandacht wordt dan ook geschonken aan de aansluitingen bij viaducten, sloten langs de weg, waterlopen onder de weg door, en bij poorten.

Werkpoorten

Voor het wegbeheer zijn werkpoorten in de afrastering noodzakelijk. Dit zijn grote dubbele poorten met een hoogte van eveneens 1 meter. Door middel van een betonnen drempel en bestrating is ook hier ondergraving onmogelijk. Het is natuurlijk wel van cruciaal belang dat deze poorten na de werkzaamheden meteen weer gesloten worden.
Het sluiten van de werkpoorten is van cruciaal belang.
Sluiten van werkpoorten is zeer belangrijk

Tunnels / onderdoorgangen

Om de versnippering van het leefgebied van de das tegen te gaan worden er dassentunnels aangelegd. Deze tunnels dienen zo veel mogelijk op de plaats van de oorspronkelijke dassenwissels te liggen. Om het voor de das aantrekkelijk te maken om ze ook daadwerkelijk te gebruiken moet de weg naar de tunnel toe zo veel mogelijk beschutting bieden. Haaks op de weg staande heggen, houtwallen, bosranden, begroeide sloten/beken en laan- en/of struikbeplanting langs oude plattelandsweggetjes voldoen prima.
De adviesafstand tussen tunnels is maximaal 250 meter. Soms is een bestaande duiker uitermate geschikt om als veilige onderdoorgang te dienen. Bij de aanleg en onderhoud moet er op gelet worden wateroverlast te vermijden of te verhelpen.
Tunnels zijn niet alleen voorbehouden aan wegen. Dassen hebben ook wissels over spoorlijnen. Ze worden hier regelmatig doodgereden. Ook hier kunnen tunnels uitkomst bieden.
Langs kanalen en beken die onder de weg doorlopen kunnen looprichels aangebracht worden.

Looprichel langs een kanaal

Ontsnappingspoortjes

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan het altijd voorkomen dat dassen aan de verkeerde kant van het raster terecht komen. Dit kan gebeuren door de constructie. Een is raster simpelweg te kort en de dassen lopen er omheen of er zit ergens een constructiefout. De meest voorkomende reden is echter beschadiging. Hierbij kan men denken aan beschadiging door machines bij berm- en slootbeheer, bij beheer en bewerking van de aanliggende percelen en door ongevallen. Het doel van deze voorzieningen is het voorkomen dat er wild op de (snel)wegen terecht komt. Dit is voor het behoud van de diverse diersoorten, maar zéér zeker ook voor de bevordering van de verkeersveiligheid! Onvoorstelbaar is dan ook het feit dat diefstal en moedwillige beschadiging ook, zei het op kleine schaal, voorkomt.
Om de onfortuinlijke dassen de gelegenheid te bieden de weg te verlaten zijn er om de 500 meter ontsnappingspoortjes aangebracht. Deze zijn door de das maar in één richting te openen.

Ontsnappingspoortje in dassenraster

Wildviaducten

Om met name het groter wild de gelegenheid te geven over een weg te geraken zijn er een aantal speciale wildviaducten aangelegd. Edelherten, runderen in begrazingsgebieden, wilde zwijnen, reeën, dassen, vossen etc. kunnen hier ongestoord oversteken. Door de wijze van inrichting, zoals bv. de integratie van poelen en een strook wilde kruiden, kunnen daarbij ook kleine dieren zoals amfibieën, reptielen en insecten de oversteek maken.
Een wildviaduct wordt ook wel natuurbrug of ecoduct genoemd.
Natuurbrug A2 bij Best
Natuurbrug bij Best

Drempels

Matiging van de snelheid in de buitengebieden en de aanleg van verkeersdrempels zijn niet alleen gunstig voor de verkeersveiligheid maar hebben ook een positief effect op het aantal slachtoffers onder de dassen. Veel bestuurders gaan reflexmatig, abrupt, voor een overstekend dier remmen of proberen deze te ontwijken. Bij (te) hoge snelheden raken bestuurders hierdoor wel eens in de problemen. Ze belanden in een sloot, tegen een boom, botsen met een tegenligger of worden van achteren aangeredenbij plotseling remmen. Bij lagere snelheden krijgen dassen wat meer tijd de auto's op te merken, en bestuurders hebben na het zien van een das dan meestal nog genoeg tijd om, beheerst, een aanrijding te voorkomen.

Verkeersborden

Er staan op enkele plaatsen verkeersborden langs de kant van de weg die waarschuwen voor overstekende dassen. Op deze wijze kunnen verkeersslachtoffers onder de dassen en (im-)materiële schade voorkomen worden.
Bij deze onoverzichtelijke kruising wordt het verkeer door middel van verkeersborden geattendeerd op overstekende dassen.
Verkeersbord: Let op! Overstekende dassen

Afsluiting van wegen

Op verschillende plaatsen zijn er wegen helemaal afgesloten voor het verkeer. Denk hierbij aan (zand)wegen in en door natuurgebieden.
Er zijn ook wegen die tussen zonsondergang en zonsopkomst afgesloten zijn voor het verkeer. Dit is onder andere het geval in het maasheggengebied in de gemeente Boxmeer. Hier is geen bebouwing en mensen hebben hier 's avonds dan ook niets te zoeken.
Wegen met aanwonenden kunnen afgesloten worden voor doorgaand verkeer. Dit kan niet alleen gunstig zijn voor de das maar ook voor de 'aanwonenden' die aan een zeer drukke 'sluiproute' wonen.
Ten slotte kunnen er doodlopende wegen gecreëerd worden.

Wildspiegels

Wildspiegels hebben totaal geen effect op de das. Ze trekken zich niets van de lichtflitsen aan en bovendien verdwijnen er veel spiegels door maaiwerkzaamheden, ongelukken en vandalisme.

Uittreeplaatsen

De steile damwanden van kanalen vormen voor veel dieren onneembare barrières. Voor dassen moet er om de 100 meter een plaats zijn waar hij uit het water kan komen. Dit kan door daar een wal te plaatsen in het water of door daar de beschoeiing schuin te laten oplopen.

Dassenterpen

Dassen die in de rivieruiterwaarden wonen hebben behoefte aan een plek, waar ze kunnen wonen, die droog blijft bij het uit de oevers treden van de rivier. Niet overal zijn deze, nog, te vinden. Om de dassen toch een veilige plek te bieden worden er wel eens dassenterpen aangelegd. Dit zijn heuvels van ca. 20 x 30 meter die bij de hoogste waterstand nog droog liggen. In deze terpen zijn vaak een aantal betonnen buizen en kamers aangebracht om de dassen een schuilgelegenheid te bieden en een eerste aanzet te geven tot het graven van de burcht.
Deze terp is gelegen in een drassig gebied dat niet onderhevig is aan overstromingen. Om de dassen te stimuleren zelf holen te graven, zijn de betonnen buizen onderaan aangebracht.
Dassenterp
Net als alle andere voorzieningen voor de dassen worden ook dassenterpen gebruikt door tal van andere dieren. De terpen zijn meestal aangeplant met struiken en bomen om alle dieren voedsel en dekking te kunnen verschaffen tijdens de hoge waterstand. Terpen kunnen ook zeer effectief gebruikt worden bij de herintroductie van dassen in gebieden waar het waterpeil zo hoog is dat er weinig tot geen plaatsen zijn waar ze zich kunnen vestigen.