Home > De das > Zintuigen  
Deel deze pagina: 

De Das

Zintuigen

Steun ons:
Doneer Online
Vriendenloterij
Wordt gesteund door:
VriendenloterijStichting DierenLot
De ogen van een das
De ogen van de das zijn aangepast aan het leven in het donker. Ze zijn echter bijzonder klein van formaat voor een nachtdier, en hij vertrouwt dan ook meer op gehoor en reuk. De das ziet geen kleuren, alleen maar in zwart-wit en grijstinten, en kan alleen binnen een relatief korte afstand scherp zien. Contrasten ziet hij des te beter. Hij ziet een silhouet al op 50 meter afstand.


De oren van een das
De das kan goed horen, de lage tonen ongeveer net zo goed als een mens, maar de hoge tonen vele malen beter. Waarschijnlijk kan de das zelfs het, vaak ultrasone, geluid van kleine knaagdieren horen.


De neus van een das
"De wereld van de das is een wereld van geuren"
Bij een das is het reukvermogen verreweg het sterkst ontwikkeld. De reukzin van de das is 700 tot 800 keer beter dan die van de mens! Dassen kunnen bijvoorbeeld na 2 dagen nog ruiken of er mensen op de burcht zijn geweest. De geur van soortgenoten kunnen ze nog beter ruiken. Dassen hebben vaste paden waarover ze lopen (wissels) die, net als dassenburchten, eeuwenoud kunnen zijn. Deze wissels markeren ze met de geur uit de anaalklieren. Zelfs als een wissel over een akker is omgeploegd kunnen ze hem nog feilloos volgen.


Een wereld van geuren
Dassen kennen hun territorium door de geuren. Ze hebben als het ware een plattegrond van geuren in hun hoofd. Het nog ontbreken van deze kennis is een reden waarom jonge dasjes zo dicht bij het hol en bij hun moeder blijven.
In een gebied zonder de geuren van (andere) dassen is de das angstig en hopeloos verdwaald. Zo kunnen ze op de meest vreemde plaatsen aangetroffen worden. De dassen in een populatie bewegen zich dan ook van territorium naar territorium. Geïsoleerde restpopulaties zijn dan ook altijd ontstaan door toedoen van de mens. Dit houdt echter ook in dat natuurlijke uitbreiding van een populatie bijzonder traag verloopt in gebieden waar dassen al lang niet meer voorkomen. In gebieden waar nog wel een klein aantal dassen voorkomt, kan de nieuwe aanwas zich over de 'straten' van geuren veel sneller oriënteren en verplaatsen, en ook het gebied sneller 'herbevolken'.
Als de bodem nog warm is en de lucht snel afkoelt zijn de geuren van de grond het beste te ruiken. Deze situatie doet zich in de schemer voor. Dit is dus de beste tijd voor de das om eten te gaan zoeken (foerageren).